wijk in zicht
9 september 2020 | Bewoners - vrije tijd
Vliegen zoals Leonardo da Vinci het had bedacht
Door Froukje Witteveen
Als klein jongetje droomde Eppo Heerding al over vliegen, als zestienjarige kon hij deze droom verwezenlijken. Hij begon met een cursus zweefvliegen, Eppo maakte zo’n veertig solostarts. “Toen ik ging studeren, ben ik met zweefvliegen gestopt vanwege tijd- en geldgebrek.”
Cursus in Frankrijk
Na zijn studie zag Eppo, tijdens een vakantie in Zuid-Frankrijk, een foldertje van een deltavliegschool. Hij twijfelde geen moment. De volgende dag begon zijn eerste les, een week later had hij zijn eerste brevet.
Als een vogel
Deltavliegen is de meest primitieve manier van vliegen, je hebt alleen je vleugel en de thermiek als motor. In de vijftiende eeuw tekende Leonardo da Vinci een ontwerp dat veel lijkt op een deltavlieger. Da Vinci had daarvoor lange tijd vogels bestudeerd: hij keek hoe vogels zich bewogen en gebruik maakten van de lucht. Nog steeds kijken deltavliegers naar vogels tijdens hun vlucht. “Als je een vogel ziet landen, weet je direct uit welke richting de wind komt”, merkt Eppo op, “vogels landen altijd tegen de wind in.“
Pure vrijheid
Over het vliegen zelf zegt Eppo: “Als je gaat vliegen ben je supergeconcentreerd, je voelt spanning, maar ook opwinding. Je zet je vlieger in elkaar en controleert of je geen fouten maakt. Je kijkt naar collega-vliegers, naar de wolken, naar de natuur om je heen om informatie over de vliegomstandigheden te krijgen. Daarna loop je naar het startpunt en wacht je op het ideale startmoment. Als dat moment daar is, begin je te rennen tot de wind onder de vleugel komt. Eenmaal in de lucht, blijf je geconcentreerd: je blijft om je heen kijken op zoek naar thermiek, mogelijke landingsplaatsen, veranderende weersomstandigheden en dergelijke. Tegelijkertijd voel je pure ontspanning, je vergeet al je zorgen en problemen. Het is een sensatie, het is pure vrijheid.”